Je leest een boek en dan denk je: “Ik wil mijn manuscript ook zó kunnen schrijven!!”
Ai, ai, wat een druk leg je op je schouders!
Als we ons nu even niet bezighouden met de inhoud van je boek. De focus leggen op de hoe je jouw verhaal vertelt, dan komt daar meteen een schrijfregel in je hoofd.
Show don’t tell
Een schrijfregel die we met elkaar verheven hebben tot een soort bijbel.
Hij is belangrijk. Zeker.
Veel belangrijker is: Jij en jouw eigen schrijfstijl.
Hoe vaak jij ook een Sarah J. Maas’ boek leest, schrijven zoals zij schrijft, schrijf jij niet. Simpelweg omdat zij zij is en jij bent jij. Laat dus los dat je hetzelfde moet zijn als een ander.
Vergelijken van jezelf met een ander gaat ten koste van je zelfvertrouwen en het plezier in het schrijven zelf! Het levert veel stress op. De last op je schouders wordt steeds zwaarder, want je vindt dat je moet voldoen aan… In jouw schrijfstijl sluipen ongemerkt missers:
Je omschrijvingen van de omgeving zijn langdradig
Je herhaalt gedachten van een personage met andere woorden
Je gebruikt veel stopwoordjes, bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
Er is heus een oplossing.
Schrijfstijl is iets dat je kunt ontwikkelen. Ontwikkelen. Leren. Kan spannend zijn. Realiseer je een ding: Je zit achter het stuur van jouw bus. Jij bepaalt jouw leerroute. Jij bent de baas. Daar waar je invloed op hebt, geeft een gevoel van “Yes! Ik kan dit!”
Door met regelmaat te oefenen met verschillende schrijfstijlen, krijg je inzicht in je schrijfstijl. Inzicht is kennis. En door kennis krijg je het schrijfproces onder de knie. Je ziet voortuitgang, omdat je merkt tijdens het schrijven dat je vervalt in een oud patroon.
Dat is niet erg. Rome is ook niet in één dag gebouwd. (om maar eens een spreekwoord te gebruiken!)
De gouden tip vandaag: Oefenen, oefenen, oefenen!