Oude bekenden in een nieuw verhaal!
De lange gestroomlijnde trein vloog in hoge snelheid over de rails van Kallvarn. De rails was boven de stad gebouwd. Het spoornetwerk was ingenieus in elkaar gezet. Het hoofdspoor was een acht met afslagen naar de rails die onder de achtbaan waren aangelegd. Elk station stond in verbinding met een kabelbaan die de passagier naar beneden bracht. Een reis van de oostkant van de stad naar het westen was in een klein half uur afgelegd.
Itar zat achter in de coupé en keek tussen de rails door naar beneden. Itar hield van het reizen met de trein: het ging snel en comfortabel. Ondanks het tempo was hij in staat om de kleinste details op te vangen. Zijn ogen bewogen razendsnel mee op het ritme van de trein. Niets ontging hem. Het enige nadeel was wanneer de zon fel scheen, zoals vandaag. Het zonlicht weerkaatste in de ruit.
Itar deed zijn ogen dicht en dommelde in slaap. Hij trok de capuchon van zijn leren jas over zijn hoofd zodat het zonlicht niet meer in zijn ogen scheen. Even een momentje voor zichzelf voordat hij aan het werk moest. Hij nam elke dag de trein van zijn appartement naar de plek waar hij te werk was gesteld. Een plek die hij haatte, maar Valnox’ wil was wet. Hij had geen keuze gehad. Zijn gave had nu eenmaal bepaald waar hij moest werken.
Itar had lange tijd zijn gave kunnen onderdrukken, maar uiteindelijk was hij, net als de andere scanners van zijn stam gezwicht door de marteling. Ze waren twee dagen bezig geweest om Itar op de knieën te krijgen. Valnox zelf had hem de genadeslag toegebracht. Huilend en schreeuwend van pijn had Itar bekend dat hij een scanner was.
Als jonge jongen had Itar zich geen raad geweten met zijn gave. Hij werd gek van wat hij zag en hoorde. Zijn zicht werd met de jaren scherper en doordringender. Visuele waarnemingen haakten zich vast in zijn brein als spijkers in de muur. Elk beeld werd opgeslagen in zijn herinnering.
In het begin deed het scannen zeer. Zijn ogen knalden uit zijn hoofd. Zijn huid brandde als hij anderen aanraakte die vervolgens scheldend bij hem vandaan bleven. Het maakte hem bang, hij wilde hen geen pijn doen. Itar nam afstand van andere kinderen en trok zich steeds verder terug in zijn eigen bubbel. Toch leerde hij te spelen met zijn gave door zelf veel te oefenen. Zijn herinneringen aan zijn ouders, werkend met hun ogen hielpen hem zijn talent te ontwikkelen.
Zijn ouders hadden hem nooit kunnen onderwijzen volgens de riten van hun stam. Jaren geleden had Valnox de stamhoofden laten verdwijnen. Niemand had enig idee waar ze naartoe waren gestuurd. Er gingen geruchten dat ze gevoerd waren aan de zandmonsters, maar Itar wilde daar niet aan denken. Het was Itar een raadsel waarom Valnox de jongeren van zijn stam had laten leven. Hij had niet de illusie dat zijn ouders leefden en probeerde zo goed en zo kwaad als dat ging zich staande te houden. Itar koos zijn vrienden zorgvuldig en zorgde ervoor dat hij uit de problemen bleef. Hij mengde zich zelden in opstootjes en had zeker geen behoefte aan een corrigerend gesprek met zijn Fractiehoofd.
Nadat hij had bekend, had een Techneut van de technisch wetenschappelijke dienst van Valnox een chip in het kuiltje boven zijn sleutelbeen geplaatst. Op een plek die hem eraan herinnerde hoe ver de macht van Valnox reikte. Iedere beweging van zijn arm en schouder zorgde ervoor dat Itar zich realiseerde dat hij onder controle stond. Elke ochtend moest hij zich melden door met zijn vinger het rode knopje aan te raken. Hij hoefde niet eens hard te drukken: de zender maakte direct contact met Valnox’ systeem. Als hij zich niet voor zessen meldde, kreeg hij van de Techneut die hem volgde een bericht. Niet digitaal, maar in zijn hoofd.
Voor Valnox was Itar een machine die hij naar believen kon gebruiken. Door in zijn gedachten binnen te dringen, beheerste Valnox Itars gave tot in de finesse. Valnox was in staat hem te besturen vanaf afstand en dichtbij.
Door het plotselinge remmen van de trein schoot Itar overeind. Snel keek hij naar buiten. Soms stortten zich burgers voor de trein, om bevrijd te zijn van het volgsysteem van Valnox. Deze keer had iemand verderop in de trein aan de noodrem getrokken. Een daad van protest.
Zoals altijd klonk een harde stem door de speakers: ‘Dames en heren, blijft u zitten waar u bent. Over enkele minuten zal de reis zich hervatten.’
De deuren gingen hermetisch op slot.
‘Alsof ik van plan was naar buiten te gaan,’ bromde de oudere man die naast Itar zat. Hij ging verzitten en duwde met zijn knie tegen die van Itar. Itar draaide zich om, glimlachte naar hem en stopte zijn hand in zijn jaszak, om elk contact met hem te vermijden. Hij duwde zijn gave naar het schaduwrijk van zijn brein, maar het gebeurde toch. Itar zuchtte gefrustreerd; hij was niet snel genoeg geweest. De chip in zijn lichaam activeerde zijn gave. Itar knipperde met zijn ogen, scande het lichaam van de man zonder dat hij zijn hoofd hoefde te buigen. De man was onbewapend en in zijn jaszak zat een lunchpakketje. Hij was een burger, zonder magie, zonder gave. Wel voelde Itar een flardje van informatie die hij niet wilde prijsgeven. Als Itar zijn blote hand op die van de man zou leggen, zou Itar in een paar seconden weten wat de burger achterhield. Via de huid kon hij de man dwingen, maar Itar was er niet op uit om hem onder druk te zetten.
Hij sloot zijn gave af en duwde de waarneming naar de prullenbak van de chip. Straks aan de poort van de bunker zou hij een smoes moeten verzinnen.
‘Je weet het,’ fluisterde de man. Itar wilde de man geruststellen, maar op datzelfde moment ging het licht in de coupé uit. Langs de buitenkant van de trein schoten blauwe lichtflitsen. Itar voelde tegelijkertijd een elektrische schok door het metalen plaatje trillen. Zijn lichaam schudde ongecontroleerd, en Itar verloor het bewustzijn.